Ctgb houdt bij wederzijdse erkenning vast aan Europees kader

In de vergadering van 26 juli besloot het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) vier aanvragen voor wederzijdse erkenning van middelen die in andere Europese landen zijn toegelaten, niet te honoreren. In drie van de vier gevallen is de reden dat de beoordelende toelatingsautoriteiten het vastgestelde Europese beoordelingskader niet hebben gevolgd. Het Ctgb heeft vastgesteld dat het gebruik van deze middelen daardoor onacceptabele risico’s met zich meebrengt. Het gaat om een insecticide, een herbicide en een schimmelbestrijdingsmiddel.

Volgens de EU-richtlijnen zijn de buitentoepassingen van het insecticide en het schimmelbestrijdingsmiddel onvoldoende veilig voor vogels en zijn de risico’s van gebruik van het herbicide onder meer te groot voor waterplanten. De oorspronkelijke toelatingen zijn afgegeven op basis van nationale wetgeving van de landen van herkomst volgens lagere normen dan Europees is bepaald. Daarom volgt het Ctgb in deze gevallen de buitenlandse risicobeoordeling niet.

De vierde afwijzing is het gevolg van het feit dat de buitenlandse toelating een bufferzone voorschrijft van 20 meter. Het voorschrijven van een dergelijke bufferzone is in Nederland niet haalbaar en de toelating daardoor niet mogelijk.

Het Ctgb vindt het belangrijk zoveel mogelijk te besluiten op basis van de geharmoniseerde regelgeving, zodat er voor telers, producenten en burgers binnen de Europese Unie gelijke mogelijkheden en concurrentieverhoudingen zijn. Discussiepunten lost het Ctgb bij voorkeur in Europees overleg op. In dit geval hielden de beoordelende lidstaten vast aan de eigen normen die beduidend lager zijn dan Europees bepaald en rest niets anders dan afwijzing voor gebruik in Nederland.