Ctgb: meer geld voor groene beoordelingsmethodieken

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) adviseert het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit meer te investeren in het ontwikkelen van beoordelingsmethodieken voor ‘groene’ gewasbeschermingsmiddelen, laag risico-middelen en middelen die passen binnen de geïntegreerde teelt (IPM). Dit is besproken in de collegevergadering van 20 december.

Het ministerie stelt jaarlijks geld beschikbaar voor beleidsondersteunend onderzoek. Zo draagt Nederland bij aan de ontwikkeling van toetsingskader in Europa. In de landbouw ziet het Ctgb een ontwikkeling naar geïntegreerde teeltsystemen (IPM). De juiste randvoorwaarden voor een beoordelingssystematiek die past bij de IPM-landbouwpraktijk, ontbreken. Voor het Ctgb heeft dit de hoogste prioriteit. Het Ctgb constateert dat nog te veel aandacht uitgaat naar het aanscherpen van bestaande methodieken voor de beoordeling van gangbare middelen.

Benzoëzuur

Het college ging akkoord met de geharmoniseerde, Europese toelating van een gewasbeschermingsmiddel op basis van benzoëzuur (er was al een Nederlandse toelating). Deze stof met anti-microbiële werking – bekend als conserveermiddel in de levensmiddelenindustrie - kan in de geïntegreerde teelt (IPM) worden ingezet voor ontsmetting. Dit gaat de ontwikkeling van ziektes of plagen en daarmee de inzet van andere middelen, tegen. Het middel wordt toegepast als ontsmettingsmiddel voor klein gereedschap en bijvoorbeeld tafels, trays, machines, containers en potten.

Afwijzingen

Niet alle aangevraagde middelen werden toegelaten. Zo werd een middel op basis van kalkzwavel niet toegelaten als schimmelbestrijdingsmiddel voor een Europese (zonale) toelating. Deze beoordeling laat zien dat ook ‘natuurlijke middelen’ risico’s hebben. Het college oordeelt dat de werkzaamheid van het middel onvoldoende kan worden vastgesteld en dat het middel risico’s heeft voor niet-doelwit anthropoden (insecten en spinachtigen; de natuurlijke vijanden van plaaginsecten). Na de Nederlandse beoordeling stemden de andere Europese landen hiermee in.
Van een toegelaten middel werd na een aangevraagde herbeoordeling besloten het middel niet langer toe te laten. Na een Europese (zonale) beoordeling acht het Ctgb het middel niet toelaatbaar vanwege de risico’s voor bijen en niet-doelwit anthropoden. Er is geen sprake van acute risico’s. Het middel was al geruime tijd op de markt. Daarom zijn wel respijttermijnen (uitverkopen en opgebruiken) toegekend.
Een volledig overzicht van de collegebesluiten van 20 december vindt u op de website van het Ctgb.