Beoordelen biociden onder overgangsrecht verloopt succesvol

In de vergadering van 27 oktober 2021 stemde het college in met vier verlengingen van biociden die beoordeeld zijn volgens de Gedifferentieerde beoordeling onder overgangsrecht (GBO). De vier middelen werden in relatief korte tijd en in een beperkt aantal uren beoordeeld. Dit is in het voordeel van zowel de aanvrager, als het werkproces van het Ctgb.

Nederland kent al ruim een halve eeuw eigen wetgeving voor het veilig toelaten van biociden. Sinds 2007 is dat de Wet Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden. Intussen trad in 2013 in de EU een geharmoniseerde wetgeving in werking. De Europese regelgeving beoordeelt volgens een vastgelegd tijdpad eerst de veiligheid van alle werkzame stoffen die worden gebruikt in biociden.

Zolang een stof nog niet Europees is goedgekeurd, worden middelen op basis van die werkzame stof in ons land toegelaten onder het Nederlandse overgangsrecht. Dit overgangsrecht verdwijnt naar verloop van tijd doordat steeds meer werkzame stoffen Europees worden goedgekeurd. Om efficiënt aan deze ontwikkeling te kunnen bijdragen en zoveel mogelijk Europese beoordelingen te kunnen doen, besloot het Ctgb in 2019 tot de Gedifferentieerde beoordeling onder overgangsrecht (GBO) voor nationale aanvragen.

Beoordeling via referentiemiddel

Uitgangspunt voor een GBO-beoordeling is dat de aanvraag in korte tijd beoordeeld kan worden door de vergelijking met een ander, al veilig toegelaten middel. De aanvrager moet in het aanvraagdossier met informatie en studies voor het aangevraagde middel ook aangeven wat daarvoor het ‘referentiemiddel’ is.

Het referentiemiddel moet dezelfde werkzame stof bevatten en vergelijkbaar zijn qua gebruiksconcentratie en gebruiksvoorschrift. Deze manier van beoordelen blijkt nu goed uitvoerbaar. Drie middelen konden direct in het jaar van indienen (2021) worden beoordeeld. Het Ctgb heeft met succes de benodigde werkprocessen aangepast en medewerkers ingewerkt.