CLM- classificatie gewasbeschermingsmiddelen: goed risico-overzicht maar blootstelling ontbreekt

Het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) heeft op verzoek van de Stichting Natuur en Milieu een ‘risicolijst van bestrijdingsmiddelen’ opgesteld. Daarin classificeert het CLM de toegelaten gewasbeschermingsmiddelen op basis van risico’s voor mens, dier en  milieu. Het doel van de lijst is onder andere het (levensmiddelen producerend) bedrijfsleven de mogelijkheid te bieden ‘om bovenwettelijk te kiezen voor middelen met een lager risicoprofiel’.

Het CLM combineert acht verschillende lijsten van één risicoaspect, tot één lijst van stoffen en de daarbij behorende risico’s. De lijst bevat alle 238 in de EU toegelaten stoffen, waarvan in Nederland middelen zijn toegelaten. Deze stoffen zijn in de lijst gerangschikt naar afnemende risico’s.

In de EU is inmiddels een lijst met 77 stoffen opgesteld, die vervangen moeten worden wanneer er minder risicovolle toepassingen beschikbaar zijn. Vanaf juni ’16 gaat Nederland werken volgens deze methodiek van “vergelijkende beoordeling”. Van de eerste twintig stoffen op de CLM-lijst staan er elf op de lijst voor comparative assessment, met andere woorden: hiervan wordt al beoordeeld of zij kunnen worden vervangen.

In het rapport ontbreekt echter een wezenlijk element: er wordt geen rekening gehouden met de blootstelling van mens, dier en milieu aan het middel. Het Ctgb hecht er aan op te merken dat voor een goed begrip van de risico’s van gebruik, kennis over de giftigheid van een middel op zichzelf onvoldoende is om te oordelen over de risico’s die daadwerkelijk worden gelopen. De daadwerkelijke risico’s worden immers bepaald door de blootstelling van mens, dier en milieu aan de stof. Deze blootstelling wordt mede bepaald door de dosering, de frequentie van het gebruik, het gebruik van beschermende kleding en andere voorschriften. Deze voorschriften worden vastgelegd in het wettelijk gebruiksvoorschrift. Zo worden bijvoorbeeld voor blootstelling van de mens (tuinder,  loonwerker of consument) behoorlijk gedetailleerde scenario's doorgerekend. Op basis hiervan wordt bepaald welke veiligheidsmaatregelen bij gebruik (zoals handschoenen bij het bespuiten) of wachttijden (de tijd tussen laatste behandeling van het gewas en verkoop van de groente) nodig zijn. Zijn deze maatregelen niet afdoende beschermend dan volgt geen toelating. De scenario's die het Ctgb gebruikt zijn robuust en gebaseerd op verschillende soorten gegevens. Nog los daarvan worden royale veiligheidsmarges aangehouden. Dat betekent dat het gebruik van deze middelen niet betekent dat de gebruiker ook concreet risico loopt.

Het Ctgb is dan ook van mening dat de informatie die in het CLM-rapport verzameld is weliswaar nuttig is en bij kan dragen aan de discussie, maar dat tegelijkertijd een cruciaal onderdeel van toelating en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten beschouwing wordt gelaten. Dat beperkt, gegeven de doelstelling, de waarde van het rapport.