Maatwerk voor werkzaamheid laag-risico gewasbeschermingsmiddelen

Ruim 100 vertegenwoordigers van 20 landen, de industrie en consultants spraken 6 en 7 april in Ede over werkzaamheidseisen voor laag-risico gewasbeschermingsmiddelen. Werkzaamheid is in Europa een bottleneck om deze middelen soepel op de markt te brengen, doordat de werkzaamheidseisen zijn geënt op die voor chemische middelen. De eindconclusie geeft de aanzet voor een nieuwe Europese (EPPO) standaard om deze middelen specifieker te kunnen evalueren en toe te laten tot de markt.

Nederland streeft, net als Europa, naar een meer duurzame gewasbescherming, met middelen die het milieu zo min mogelijk belasten. Voor ze worden toegelaten tot de markt, wordt de werkzaamheid van deze zogenoemde laag-risicomiddelen echter op dezelfde manier beoordeeld als die van chemische middelen. Om de toelating ervan te bespoedigen, is gekeken of voor deze middelen maatwerk mogelijk is. In landen zoals Canada en Brazilië is hier al ervaring mee opgedaan. Pat Curry van de Canadese toelatingsautoriteit gaf een presentatie over de manier waarop Canada werkzaamheid beoordeelt, met onder meer een alternatieve onderbouwing waarin de economische en sociale impact wordt meegewogen.

Milieubelasting

Er zijn verschillende soorten gewasbeschermingsmiddelen op basis van laag-risicostoffen: middelen met een directe werking en middelen die indirect werken doordat ze de plant aanzetten stoffen te maken tegen de plaag. Het kunnen middelen van microbiologische oorsprong zijn; chemische stoffen met minder risico, zoals plantenextracten die werken als antischimmel of insecticide; of feromonen, lokstoffen die het paargedrag van insecten verstoren waardoor ze zich niet vermenigvuldigen. Telers gebruiken zeker in de latere productiefasen graag dit soort middelen.

Uitgangspunten voor nieuwe richtlijn

Na een zorgvuldige inventarisatie en afweging van alle zienswijzen, concludeerden de deelnemers aan de workshop dat bij laag-risicomiddelen naast de normale veldproeven ook gebruikgemaakt kan worden van een andersoortige onderbouwing van de werkzaamheid, bijvoorbeeld met wetenschappelijke literatuur en historische gegevens. De huidige EPPO-richtlijnen bieden hiervoor al ruimte, maar voor harmonisatie van de beoordeling van laag-risicomiddelen is nog meer nodig. De conclusies worden teruggekoppeld naar de Europese Commissie en de Expert Group on Sustainable Plant Protection Products. De conclusies zullen dienen als uitgangspunt voor een werkgroep die een nieuwe EPPO-richtlijn voor de werkzaamheidseisen voor laag-risicomiddelen gaat ontwikkelen, met onder meer de Canadese aanpak als inspiratiebron.

Organisatoren

De bijeenkomst werd georganiseerd door de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit), het Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden), IBMA (International Biocontrol Manufacturers Association) en EPPO (European and Mediterranean Plant Protection Organisation).