Onderzoek naar glyfosaat in landbouwgronden geen reden om toelatingen aan te passen

Een internationale groep onderzoekers onder leiding van Wageningen University & Research (WUR) publiceerde op 15 oktober 2017 een onderzoek naar de concentraties in de bodem van glyfosaat en het afbraakproduct AMPA. Het Ctgb beoordeelt standaard nieuwe onderzoeksgegevens op hun relevantie voor bestaande toelatingen. De analyse van het artikel van Silva et al. (2017) geeft geen aanleiding om de stof-/middelbeoordeling van de stof glyfosaat (en metaboliet AMPA) en het advies over verlenging van de goedkeuring met 10 jaar, aan te passen. De in het onderzoek gepresenteerde data geven ook geen aanleiding om toelatingen van middelen op basis van de werkzame stof glyfosaat te herzien.

Voor de (her)beoordeling van stoffen als glyfosaat bestaan internationale regels en normen. De normen beschrijven welke blootstelling aan stoffen, residuen en eventuele metabolieten nog veilig is. Anders dan de auteurs van het artikel stellen, zijn dergelijke normen er dus wél en worden die vanzelfsprekend ook gebruikt. Uitgaand van het voorzorgsbeginsel hanteert men bovendien ruime marges bij het vaststellen van die normen.

De gebruikte normen hebben een basis in Europese regelgeving:

  • De Europese gewasbeschermingsverordening (1107/2011) legt procedures vast waarmee stoffen en middelen worden toegelaten. Daarbij geldt dat een stof is verboden tenzij wordt aangetoond dat de stof veilig kan worden gebruikt. Dat is het voorzorgsbeginsel: niet toegelaten tenzij aangetoond dat het gebruik veilig is;
  • Deze gewasbeschermingsverordening verwijst onder andere naar de uniforme uitgangspunten (Verordening 546/2011) die gedetailleerd, kwalitatief omschrijven aan welke eisen moet worden voldaan;
  • Deze eisen worden dan op voorstel van de Europese Voedselveiligheidsautoriteit EFSA verder geoperationaliseerd in concrete getallen per stof – zoals glyfosaat – in een specifieke Europese verordening;
  • Met rekenmodellen op basis van deze getallen wordt bepaald of en zo ja onder welke condities een middel op basis van de stof gebruikt kan worden. Deze modellen houden rekening met blootstelling, verspreiding in het milieu, etc. De rekenmodellen zijn vastgelegd in Europese richtsnoeren en te vinden op onze website.

Het onderzoek van de WUR bevestigt dat deze methode leidt tot het veilige beschermingsniveau: de feitelijke blootstelling voor glyfosaat, zo blijkt uit het onderzoek, is lager dan de op basis van de geldende normen berekende, maximale blootstelling.

Uit de analyse blijkt dat:

  • de in het onderzoek gerapporteerde bodemgehalten ruim binnen de concentraties vallen waarmee wordt gerekend in het stofdossier van glyfosaat/AMPA en waarvoor geldt dat ze veilig zijn voor mens, dier en milieu.
  • het artikel nieuwe inzichten biedt over potentiële verspreiding van met gewasbeschermingsmiddel verontreinigde bodemdeeltjes naar de omgeving (milieu en omwonenden) via wind of water. Maar het mogelijke risico door deze emissieroutes wordt in de huidige beoordelingssystematiek van stof en middel al op verschillende manieren afgedekt.