Geen aanpassing gebruiksvoorschrift voor strokenteelt

Onlangs besloot het Ctgb dat gewasbeschermingsmiddelen die veilig zijn voor de gangbare teelt, bij goed landbouwkundig gebruik ook veilig zijn voor de strokenteelt. Gewasspecifieke gebruiksvoorschriften gelden vanzelfsprekend in alle stroken waarop dat gewas geteeld wordt. Daarvoor is geen aparte aanvraag, beoordeling of besluit nodig.

Het is de verantwoordelijkheid van de toepasser voor zijn specifieke situatie na te gaan of er maatregelen nodig zijn om emissie naar de gewassen in aangrenzende stroken tegen te gaan. Zo biedt het Ctgb ruimte om praktijkervaring op te doen met dit nieuwe teeltsysteem. Wanneer strokenteelt meer gangbaar wordt, zal het Ctgb de aanpak evalueren en waar nodig herzien.

Oók bij strokenteelt moet de teeltvrije zone tussen perceel en sloot (en wanneer voorgeschreven ook het zgn. off-field) worden aangehouden, zoals voorgeschreven in het Activiteitenbesluit milieubeheer of het wettelijk gebruiksvoorschrift. Dat geldt niet tussen stroken op hetzelfde perceel. Zonder teeltvrije zone zijn onvoorziene nadelige effecten van emissie naar aangrenzende stroken niet uitgesloten. Daarom zijn er drie aandachtspunten voor de aangrenzende strook: de maximale residulimiet (MRL), fytotoxiciteit en natuurlijke vijanden. Het is de verantwoordelijkheid van de toepasser waar nodig passende maatregelen te nemen.

Aandachtspunten voor de toepasser

Maximale residulimiet
Het wettelijk gebruiksvoorschrift borgt dat toepassing van een gewasbeschermingsmiddel niet leidt tot MRL-overschrijdingen in het betreffende gewas. Bij de beoordeling is echter geen rekening gehouden met strokenteelt, waarbij stroken van verschillende gewassen dicht tegen elkaar aan liggen. Het Ctgb kan onmogelijk alle mogelijke combinaties van middelen en aangrenzende gewassen beoordelen. Daarom is het de verantwoordelijkheid van de teler om maatregelen te nemen om MRL-overschrijdingen in gewassen in aangrenzende stroken te voorkomen, bijvoorbeeld door hiermee rekening te houden in het bouwplan en het gewasbeschermingsplan.

Als een teler ervoor kiest om een strook met voedingsgewas met een lage MRL te verbouwen naast een gewasstrook die hij mogelijk gaat bespuiten, kan hij de aangrenzende strook beschermen met aanvullende emissie reducerende maatregelen. Spuitdrift is te minimaliseren met een lagere druk en/of rijsnelheid, kantdoppen, doeken, enzovoorts. De veiligheid voor de consument komt niet in het geding. Consumptiegewassen waar ondanks de genomen maatregelen toch sprake is van een MRL-overschrijding mogen niet op de markt worden gebracht. Er zijn bestaande mechanismen die daarop toezien.

Fytotoxiciteit
De toepasser moet aandacht hebben voor mogelijk nadelige effecten van middelengebruik bij gewassen in aangrenzende stroken die hiervoor gevoelig zijn. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de toepasser en níet bij de leverancier of het Ctgb. Aangeraden wordt altijd eerst een proefbespuiting uit te voeren om de verdraagzaamheid van naburige gewassen te testen. Voor meer informatie hierover kan de teler terecht bij adviseur en/of leverancier. Middelen worden hierop niet beoordeeld gezien het grote aantal mogelijke combinaties en de wisselende teeltomstandigheden.

Natuurlijke vijanden
Het telen in stroken kan bevorderlijk zijn voor de aanwezigheid van natuurlijke vijanden dicht bij het gewas. Het gebruik van sommige gewasbeschermingsmiddelen kan effect hebben op de natuurlijke vijanden in naastgelegen stroken. Het Ctgb wil telers hierover beter gaan informeren. Daarom komt er - als de beoordeling hier aanleiding toe geeft - op het wettelijk gebruiksvoorschrift een waarschuwingszin. Dit is al gangbaar in de zgn. geïntegreerde teelten zoals groenten uit de kas, fruit- en boomkwekerijgewassen. En wordt nu uitgebreid naar akkerbouwgewassen en vollegrondsgroenten.

De hiervoor genoemde emissie reducerende maatregelen dragen uiteraard ook bij aan de bescherming van de natuurlijke vijanden in aangrenzende stroken.