Er zijn veel vragen hoe veilig toegelaten gewasbeschermingsmiddelen zijn voor omwonenden. Daarvoor kijken Ctgb en andere beoordelingsautoriteiten naar een omvangrijk pakket aan toxicologische studies. De studies kijken naar het directe toxisch effect (via mond, huid of ademhaling), giftigheid bij langdurige blootstelling, chronische blootstelling (bij proefdieren 1,5 jaar) en kankerverwekkende eigenschappen. Ook effecten op de vruchtbaarheid, op het zenuwstelsel en het immuunsysteem worden nauwkeurig bestudeerd, evenals welk deel van de toxische stof langs welke route in het lichaam wordt opgenomen. De toxicologische beoordeling van resten die bij het uiteenvallen/afbreken van de stof ontstaan én hormonale effecten worden ook altijd bestudeerd. Uit deze studies leiden de beoordelaars kritische eindpunten af, zoals de hoogste dosis waarbij geen schadelijke effecten zijn te zien (NOAEL).
De NOAEL wordt weer gebruikt om gezondheidskundige grenswaarden vast te stellen, zoals bijvoorbeeld de acceptabele dagelijkse inname (ADI). Bij het bepalen van deze limieten wordt standaard een onzekerheidsfactor van 100 toegepast: een factor 10 voor de stap van dier naar mens en een factor 10 voor variatie binnen de menselijke populatie (van gemiddelde naar kwetsbare personen). Deze factor kan worden verhoogd bij bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld bij ernstige effecten of beperkte gegevens. In de gebruikte modellen gaat men uit van de grootst mogelijke, meest ernstige blootstelling (worst-case modellen) bij het berekenen van de blootstelling voor verschillende groepen zoals bijvoorbeeld telers of omwonenden. Door de combinatie van eindpunten met een grote veiligheidsfactor en tegelijkertijd worst-case blootstellingsmodellen zijn er heel ruime veiligheidsmarges ingebouwd in het beoordelingssysteem.
Voor sommige aandoeningen zijn er nog geen gerichte testen. Dat geldt bijvoorbeeld voor neurodegeneratieve ziektes (o.a. Ziekte van Parkinson). Daarom vroeg het Ctgb samen met neuroloog Bas Bloem en het RIVM enkele jaren geleden de Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA om testsystemen te ontwikkelen en in het beoordelingskader op te nemen. Hiervoor lopen verschillende projecten, waaronder SPARK bij het RIVM.
Het betekent niet dat we niets weten. Invloed op de ontwikkeling van het zenuwstelsel wordt standaard onderzocht in verschillende studies door onder andere te kijken naar motorische activiteit, tremoren, voedings- of verzorgingsgedrag, houding en looppatroon. Wanneer deze studies of de chemische structuur van de stof daar aanleiding toe geven worden aanvullende studies uitgevoerd. Bij de aanvullende neurotoxicologische testen moeten onder andere potentiële neurotoxische effecten worden bestudeerd. Onderzoek naar de mogelijke effecten op de voortplantingsfysiologie en de ontwikkeling van het nageslacht vallen ook onder de aanvullende neurotoxicologische onderzoeken. Daarbij kijkt men zowel naar belemmering van de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsfuncties en schadelijke effecten op het nageslacht. Zo geeft de uitgevoerde beoordeling een heel goede inschatting van de mogelijke risico’s van blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen.
In opdracht van de overheid zijn er naar aanleiding van zorgen bij omwonenden twee verkennende onderzoeken uitgevoerd naar de gezondheid van omwonenden (in 2018 en 2020). De conclusie van het onderzoek uit 2020 (Gezondheidsverkenning omwonenden landbouwpercelen) van het RIVM is: “Mensen die binnen 250 meter van landbouwpercelen wonen waar bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, hebben over het algemeen niet méér gezondheidsproblemen dan mensen met geen of weinig landbouwpercelen in de buurt. Deze conclusie komt overeen met de resultaten van een verkenning uit 2018.”
In 2019 trok het Ctgb een vergelijkbare conclusie naar aanleiding van het onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden en het bodemonderzoek in Westerveld. In dat advies voor de staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit schrijft het Ctgb dat het onderzoek de veiligheid van toegelaten middelen voor omwonenden onderstreept. De genoemde onderzoeken laten bovendien zien dat de gemeten blootstelling in de praktijk inderdaad lager is dan die waarmee het Ctgb in de beoordeling rekent. Dit onderstreept dat de beoordelingscriteria streng genoeg zijn.
Zie ook
- 10-04-2019: LNV Aanbiedingsbrief Blootstellingsonderzoek gewasbeschermingsmiddelen; inclusief:
- 23-03-2019: Resultaten bodemonderzoek Westerveld: meten=weten
- 21-10-2016: Ctgb advies Herbeoordeling van bestaande middelen voor gewasbescherming op het gezondheidsrisico voor omwonenden en de lijst met betreffende middelen