Veiligheid van omwonenden

Omwonenden van landbouwpercelen maken zich soms zorgen over de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen. “Is dat wel veilig voor ons?” Een begrijpelijke vraag. We leggen graag uit hoe het Ctgb dit beoordeelt. Het Ctgb ontvangt een omvangrijk aanvraagdossier voor een gewasbeschermingsmiddel, dat we kritisch beoordelen op basis van strenge regels in de nationale en EU-wetgeving. We hebben daarmee heel veel informatie over de (schadelijke) effecten die een gewasbeschermingsmiddel kan hebben. Het Ctgb berekent de blootstelling van omwonenden met een EU-model dat hiervoor is ontwikkeld en dat sinds 2016 in de EU wordt gebruikt. De berekende blootstelling moet lager zijn dan een internationaal vastgestelde grenswaarde. Bij de berekening van de blootstelling van omwonenden wordt uitgegaan van conservatieve aannames, waardoor de blootstelling die wij berekenen naar verwachting hoger is dan in de praktijk het geval zal zijn. Hiermee is een extra veiligheidsmarge ingebouwd.

In opdracht van de overheid zijn er naar aanleiding van zorgen bij omwonenden twee verkennende onderzoeken uitgevoerd naar de gezondheid van omwonenden (in 2018 en 2020). De conclusie van het onderzoek uit 2020 (Gezondheidsverkenning omwonenden landbouwpercelen) van het RIVM is: “Mensen die binnen 250 meter van landbouwpercelen wonen waar bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, hebben over het algemeen niet méér gezondheidsproblemen dan mensen met geen of weinig landbouwpercelen in de buurt. Deze conclusie komt overeen met de resultaten van een verkenning uit 2018.”

In 2019 trok het Ctgb een vergelijkbare conclusie naar aanleiding van het onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden en het bodemonderzoek in Westerveld. In dat advies voor de staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit schrijft het Ctgb dat het onderzoek de veiligheid van toegelaten middelen voor omwonenden onderstreept. De genoemde onderzoeken laten bovendien zien dat de gemeten blootstelling in de praktijk inderdaad lager is dan die waarmee het Ctgb in de beoordeling rekent. Dit onderstreept dat de beoordelingscriteria streng genoeg zijn.

Beoordelen risico omwonenden

Tot 1 januari 2016 was er geen Europees afgestemde beoordelingsmethodiek voor het beoordelen van het risico voor omwonenden. Vooruitlopend daarop is het Ctgb zelf in 2014 de blootstelling voor omwonenden gaan beoordelen op basis van twee rekenmethoden die wel beschikbaar waren (Duitse en Britse model). Vervolgens stelde de Europese Commissie eind mei 2015 het strengere EFSA Opex-model vast, met als ingangsdatum 1 januari 2016.

In 2015 deed het Ctgb voor gewasbeschermingsmiddelen die al op de markt waren een herbeoordeling van de mogelijke risico’s voor omwonenden. Daarbij richtten we ons op die toepassingen waarvan de blootstelling voor omwonenden het hoogst was. Het college trok op basis van de herbeoordelingen de conclusie dat het gebruik van de reeds toegelaten middelen veilig is voor omwonenden.

Grenswaarde

De gebruikte veilige grenswaarden zijn gebaseerd op het meest kritische effect en de meest gevoelige onderzoeksgroep uit een dataset. Daarbij kijkt men naar onder andere carcinogeniteit, reproductie, ontwikkeling en neurotoxiciteit gedurende alle levensstadia van geboorte tot latere leeftijd. In alle gevallen wordt een veiligheidsfactor 100 toegepast ter compensatie van verschillen tussen dier en mens en tussen mensen onderling. Zo worden ook de meest kwetsbare mensen beschermd met deze grenswaarden.

Zie