Uitspraak in beroep: Ctgb heeft vergelijkende beoordeling voldoende onderbouwd

In een recente uitspraak oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) dat het Ctgb de Europese regelgeving voor de zogenaamde ‘comparatieve assessment’ (vergelijkende beoordeling) juist toepast. Het CBb deed deze uitspraak in een procedure tegen de toelating van het middel TAVAS, aangespannen door de NGO PAN Europe. PAN betwistte de toelating. Ze stelde dat het Ctgb in de vergelijkende beoordeling een te hoge eis aan het aantal alternatieven stelt en tegelijkertijd te weinig alternatieven had meegewogen. Het CBb acht de keuzes van het Ctgb juist en voldoende gemotiveerd.

Vergelijkende beoordeling

Doel van de vergelijkende beoordeling is te komen tot een middelenpakket met een lager risico voor mens en milieu. Van een lijst stoffen die ‘kandidaten voor vervanging’ zijn moet daarom bij toelating bekeken worden of er ook minder belastende alternatieven zijn. Alternatieven kunnen andere middelen zijn, maar ook niet-chemische methoden uit de landbouwpraktijk. Onder meer wordt beoordeeld of het alternatief dezelfde werking heeft, economisch rendabel is en of het alternatief geen negatieve effect heeft op het tegen gaan van resistentie, resistentiemanagement. Zijn er voldoende alternatieven, dan krijgt de betreffende toepassing geen toelating of verlenging meer. Het Ctgb vindt het belangrijk dat er middelen met voldoende verschillende werkingsmechanismen beschikbaar zijn voor de betreffende toepassing. Dan blijft er ook bij het wegvallen van een toepassing nog voldoende bescherming tegen resistentie over.

TAVAS

Het middel TAVAS is toegelaten voor de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen. Het middel is relatief belastend voor het milieu en zeer giftig voor in het water levende organismen. Het bevat metribuzin en diflufenican als kandidaten voor vervanging. Uit de vergelijkende beoordeling bleek dat er voor de beoogde toepassingen van het middel minder dan vijf alternatieve werkingsmechanismen beschikbaar zijn. Door Pan Europe genoemde niet-chemische alternatieven vielen af omdat die naar het oordeel van de NVWA praktische nadelen hebben.

Het CBb was van oordeel dat het Ctgb de keuzes voldoende had onderbouwd en hield de betwiste toelating in stand.