Middelen: beoordelingsproces

Pas als een werkzame stof is goedgekeurd kan er een aanvraag voor toelating van een middel worden ingediend. Een aanvrager (producent) dient een aanvraag voor toelating in bij één van de Europese lidstaten. Deze lidstaat beoordeelt het aanvraagdossier en neemt een besluit om het middel wel of niet toe te laten.

Getrapte risicobeoordeling

Om de risico’s voor het milieu, dieren en planten in kaart te brengen, kijken we naar het gedrag van de stof en het middel in het milieu en naar de giftigheid voor allerlei planten- en diersoorten. Zo moet de afbreekbaarheid van de werkzame stoffen en omzettingsproducten onderzocht zijn, en ook hoeveel daarvan in het grond- en oppervlaktewater terecht kan komen. Op basis van de te verwachten concentraties van stoffen in de bodem, het water en de lucht, en de giftigheid voor representatieve soorten beoordelen we of een middel veilig te gebruiken is. We kijken naar de risico’s voor water- en bodemorganismen, vogels en zoogdieren, bijen, insecten en planten.

Zijn vijf soorten representatief voor het hele ecosysteem?

Deze risico’s beoordelen we in meerdere stappen (tiers genoemd). De eerste stap – tier 1– is een grofmazige benadering van de blootstelling en effectconcentraties op basis van laboratoriumstudies met hoge veiligheidsfactoren. Indien hieruit geen veilige toepassing blijkt, moet het risico in volgende tiers verder worden verfijnd. We gebruiken dan meer gedetailleerde gegevens van meerdere soorten en omstandigheden. Daarmee kunnen wij de veiligheidsnorm en mate van blootstelling aanpassen. Onderzoek op populatieniveau is een hogere tier die al dan niet in combinatie met modellering kan worden toegepast. Met gegevens uit veldstudies neemt het ecologisch realisme toe en kan de ruimtelijke variabiliteit worden bekeken. Ook kan (landschaps)modellering hier een rol spelen. Hogere tier-benaderingen komen dichter bij de realiteit maar zijn daardoor ook complexer te beoordelen.

We hanteren een veiligheidsnorm van een vijfde tot een honderdste van de veilige waarde, vanwege variaties binnen een soort en om de resultaten te vertalen naar andere soorten. Ook schrijven we maatregelen voor, zoals het gebruik van speciale spuitdoppen, om de risico’s nog verder te verminderen.