Beleid respijttermijnen gewasbeschermingsmiddelen

Als de toelating van een middel wijzigt, kunnen producenten vragen om een termijn waarbinnen het middel nog mag worden verkocht en voorraden opgebruikt. Deze respijttermijn geeft een toelatinghouder de ruimte afnemers en anderen te informeren, en biedt speelruimte om alternatieve middelen te zoeken en om voorraden op te gebruiken.

Onder voorwaarden (collegebesluit, augustus 2016) kan het college een respijttermijn (aflever- en opgebruiktermijn) afgeven voor een toelating die niet wordt verlengd, wordt gewijzigd of ingetrokken. De respijttermijn is bedoeld om de sector eraan te laten wennen dat een middel niet langer op de markt is. De termijnen geven de toelatinghouder de ruimte om andere belanghebbenden te informeren zodat de sector naar alternatieve middelen kan zoeken en eventuele voorraden kunnen worden opgemaakt.

De toelatinghouder van het gewasbeschermingsmiddel verzoekt om een respijttermijn en onderbouwt waarom deze nodig is en hoe lang deze zou moeten duren.

Uitgangspunten bij het vaststellen van de respijttermijn

Voor de maximale lengte van de termijnen volgt het college de Europese Verordening voor gewasbeschermingsmiddelen (EG) 1107/2009. De maximum duur van de respijttermijn is 6 maanden voor afleveren en nog eens 12 maanden daarbovenop voor opgebruik.

De duur van de respijttermijn is afhankelijk van het risico voor de gezondheid van mens, dier of milieu. Bij het bepalen van de termijn maakt het College een afweging tussen:

  • de ernst van de risico’s en of er bij vergelijkbare middelen dergelijke risico’s bekend zijn door herbeoordeling of ingediende informatie. Hoe groter het risico, hoe korter de respijttermijn, teruglopend tot geen. Bij een onaanvaardbaar risico voor mens, dier of milieu wordt geen respijttermijn verleend;
  • de omvang van de voorraad;
  • het gebruiksseizoen;
  • en de mate waarin de keten verrast is door het besluit en de mogelijkheden om de gevolgen van de plotselinge intrekking op te vangen.